In mijn dromen
schilder ik als Vermeer van Delft.
Spreek ik vloeiend Grieks
en niet alleen met de levenden.
Bestuur ik een auto
die me gehoorzaamt.
Ben ik heel begaafd,
schrijf ik grootse poëmen.
Hoor ik stemmen,
niet slechter dan respectabele heiligen.
Mijn voortreffelijke pianospel
zou u sterk verbazen.
Ik vlieg zoals het hoort,
dat wil zeggen: zelf.
Als ik van het dak val,
weet ik zacht in het groen te landen.
Het valt me niet moeilijk
onder water te ademen.
Ik mag niet klagen:
het is mij gelukt Atlantis te ontdekken.
Het verheugt me dat ik voor mijn dood
altijd wakker weet te worden.
Direct na het uitbreken van een oorlog
draai ik me op mijn goede zij.
Ik ben een kind van mijn tijd,
maar hoef dat niet te zijn.
Enige jaren geleden
zag ik twee zonnen.
En eergisteren een pinguïn.
Haarscherp.
Wislawa Szymborska